De beelden van soldaten zijn op bijna industriële wijze gemaakt. Ze bestaan uit verschillende onderdelen – sokkel, benen, romp, armen, hoofd – waar vaste mallen voor werden gebruikt. Door steeds een andere combinatie te kiezen en door te variëren in hoofdtooi en haar, lijkt het alsof het allemaal individuele beelden zijn.
Chinees keramiek (aardewerk en porselein) was prominent aanwezig in alle dynastieën, maar veranderde door de eeuwen heen van vorm en kleur. Beroemd zijn de paarden uit de Tang-dynastie, die geglazuurd werden met drie kleuren: bruin, groen en geel (of soms bruin, groen en roomwit). In de Song-dynastie die daarop volgde was subtiel, matgroen celadon erg populair en de Ming-dynastie daarna kennen we van het blauw-witte porselein, dat zo geliefd was in Europa dat het niet alleen geïmporteerd werd door de Oost-Indische Compagnie, maar ook gekopieerd werd door ambachtslieden in Delft.
Aardewerk was, anders dan brons, relatief simpel om te maken en dus geschikt als gebruiksvoorwerp. In musea vind je talloze potten, schalen en kommen. Bijzonder zijn de aardewerken kussens die rijke Chinezen gebruikten: heerlijk koel, zo’n neksteun.